In de bossen enkele kilometers buiten Brugge staat een van de merkwaardigste abdijen van West-Vlaanderen: de abdij van Zevenkerken.

De centrale figuur in de onstaansgeschiedenis van de benedictijnenabdij is Dom Gérard van Caloen, zoon van Charles van Caloen, de bouwheer van het kasteel van Loppem. Hij vestigde zich in 1899 in Sint-Andries om er een abdij te stichten waar missionarissen opgeleid zouden worden. Léon Ockerhout, de oom van Dom Gérard, schonk zeven hectaren van het domein Beisbroek voor de bouw van een kloostercomplex. Heel wat andere families zorgden voor de nodige financiële steun. Voor de bouw van het complex werd de monnik-architect Rutgerus Rincklake van de abdij van Maria-Laach (Duitsland) aangezocht.

Blikvanger van het complex is de merkwaardige abdijkerk, waarvan de eerste steen in 1907 gelegd werd. De kerk oogt nogal hybride, wat een logisch gevolg is van het merkwaardige concept. Een basilicale kerk werd gecombineerd met zes andere kapellen. Elk deel werd in een andere stijl gebouwd, variërend van neoromaans en neogotisch over neorenaissance tot neo-Byzantijns. Deze zeven verschillende kerken verwijzen naar de zeven Romeinse basilieken. De abdij kende een groot succes en moest in 1927 zelfs uitgebreid en verbouwd worden. Het omringende bosdomein is gedeeltelijk voor het publiek toegankelijk. De 19e-eeuwse drevenstructuur, aangelegd bij de ontginning van de gronden, is nog duidelijk herkenbaar. De voormalige abdijhoeve werd ingericht als bijbelhuis. Op het domein is er ook een cafetaria.