Het Brugs Kerkhof is een oase van rust, op ruim een kilometer van de historische binnenstad. De stedelijke begraafplaats ontstond op het einde van de 18e eeuw toen doden begraven in de binnenstad om hygiënische redenen verboden werd. Het is een van de oudste stedelijke begraafplaatsen in België.
De stad Brugge kocht een stuk grond aan in het landelijke Assebroek en legde op het terrein een centrale dreef aan, die eindigde aan het groot calvariekruis. In de loop van de 19e eeuw werd de begraafplaats herhaaldelijk uitgebreid. Zo kwam er achter het calvariekruis een zone voor de verschillende Brugse kloosters. Voor de vele Engelse inwoners van Brugge werd een afzonderlijk deel van de begraafplaats gereserveerd, het zogenaamde ‘Engels kerkhof’.
Het hele terrein is ingedeeld volgens een strak geometrisch patroon, maar krijgt door de vele bomen en struiken een sterk landschappelijk uitzicht. Langs de dreven werden rode en groene beuken aangeplant. Verder vinden we bomen met een symbolische betekenis terug zoals treurwilgen of taxussen, een altijd groene boom die naar de eeuwigheid verwijst. Op de grafstenen groeit een uitzonderlijke rijkdom aan korstmossen, wat het romantische uitzicht van de dodentuin enkel nog versterkt.
Op de begraafplaats liggen heel wat bekende Bruggelingen begraven. In het oog springende monumenten zijn de graven van dichter Guido Gezelle, de beeldhouwers Pickery en de neogotische grafkapel van de Brugse bisschoppen. De markantste graven zijn met een klein steentje met een cijfer aangeduid.