Het Château de Rosanbo, de wieg van de familie Coskaër de Rosanbo, heeft alle stormen van de tijd en de geschiedenis doorstaan. Het is vanaf de dag dat het gebouwd is altijd in het bezit van deze familie gebleven.
Dit slot, dat in de veertiende eeuw oorspronkelijk een vesting en daarna een gotisch herenhuis was, werd vergroot toen de enige erfgename van het domein, Geneviève du Coskaër de Rosanbo, in 1688 trouwde met Louis Le Peletier, de zoon van Claude Le Peletier, financieel toezichthouder van koning Lodewijk XIV. De landerijen werden tot markizaat uitgeroepen en het chateau werd in de achttiende eeuw verfraaid. Na de Franse revolutie raakte het chateau echter enige tijd in verval tot Henri Le Peletier, Marquis de Rosanbo, het aan het einde van de negentiende eeuw compleet liet renoveren. Hij vertrouwde de vormgeving van het park toe aan de landschapsarchitect Achille Duchêne (1866-1947), die in een tijdperk waarin men zich weer bewust werd van het cultureel erfgoed beroemd was geworden om zijn neoklassieke restauraties. Het mooiste voorbeeld hiervan is Vaux-le-Vicomte, de eerste ‘jardin à la française’.
De oude fruittuin van vier hectare groot kreeg een nieuwe bestemming: hij moest gebruikt gaan worden voor sport- en spelactiviteiten, waaronder de paardensport en wandelingen. De negen boomgroepen en de ‘Salles de Verdures’ worden begrensd door een 2.500 m lange palissade van haagbeuken, waarvan 500 m in de stijl van een architectonisch gewelf, een zeer zeldzaam voorbeeld van een loofgang in Frankrijk en een van de langste. Het park is logisch opgebouwd: schaduw en licht, doorkijkjes en verrassende effecten volgen elkaar in een regelmatige afwisseling op in deze bijzondere historische tuin.