Grote parken en tuinen zijn vrijwel altijd met de naam van een beroemde persoon verbonden. De drie-eenheid ‘Louis XIV – Versailles – Le Nôtre’ is daarvan het voorbeeld bij uitstek.
Van veel historische personen – schrijvers, schilders, beeldhouwers, politici en industriëlen – weten we dat hun, vaak kleinere of meer intieme, tuinen plekken waren waar ze rust vonden, nadachten, mediteerden, inspiratie opdeden en hun creativiteit de vrije loop lieten. Hun huizen en tuinen waren plekken waar visies voor de toekomst werden ontwikkeld en politieke besluiten werden genomen.
Andere mensen hielden zich in hun vrije tijd ‘alleen maar’ intensief bezig met de vormgeving en het onderhoud van hun tuin of (stelselmatig en met succes) met het kweken van (nieuwe) planten.
Het is niet voor niets dat veel tuinarchitecten zelf ook een belangrijke rol in de (cultuur-)geschiedenis spelen. Een (virtueel) bezoek aan de tuinen die zij hebben nagelaten vertelt ook veel over hun leven en werken.
Veel van deze beroemde tuinliefhebbers hebben in hun testament laten vastleggen dat hun huizen en tuinen voor het publiek moesten worden opengesteld. In deze huizen geven exposities een inzicht in hun leven en werken. De tuinen maken het mogelijk de authenticiteit en het bijzondere karakter van een plek te voelen en je voor te stellen hoe de bewoners en hun beroemde gasten ze vroeger hebben gebruikt en erin hebben geleefd.