Miljoenen jaren geleden hebben krachten in de aardbodem ervoor gezorgd dat er breuken kwamen in het aardoppervlak. Een van de belangrijkste breuken is de Peelrandbreuk. Omstreeks 10.000 jaar geleden komt er een eind aan de ijstijden. Het klimaat werd warmer en vochtiger en de breuken/plassen kwamen vol water te staan: de eerste peelvennen kondigden zich aan.
Het veen in de Peel heeft er duizenden jaren over gedaan om zijn maximale dikte van vijf tot zes meter te bereiken. Het eindresultaat was een vrijwel boomloos, nauwelijks begaanbaar gebied. Het meeste veen is afgegraven en wat er van over is groeit niet meer vanzelf aan. Dat de Romeinen in deze streken aanwezig waren, bleek duidelijk op 17 juni 1910 toen een turfgraver nabij Helenaveen in het Zinkske een Romeinse verguld zilveren paradehelm vond. Waarschijnlijk ontleent dit gebied haar naam aan de Romeinse naam Locus paludosus, wat ‘moerassige streek’ betekent.
De Groote Peel is nu een aaneengesloten natuurgebied van 1500 ha. waar de rust en de weidsheid herinneren aan het vroegere veen. De ‘littekens’ van de vervening geven het gebied niet alleen een historische dimensie; ze hebben ook variatie toegevoegd aan het landschap, dat bestaat uit water, moeras, heide en kleine stukjes bos.
Bijzondere planten zijn in het gebied aanwezig zo is er de vleesetende zonnedauw, die met kleverige tentakels op zijn bladeren insecten vangt.
De Groote Peel is een internationaal erkend ‘wetland’. Een kleine honderd vogelsoorten broeden er en talloze trekvogels strijken er voor langere of kortere tijd neer in voor- en najaar. Vanwege zijn omvang en zijn uitzonderlijke natuurkwaliteit is De Grote Peel in 1993 uitgeroepen tot nationaal park.